Weg met de klaagcultuur

03/11/2011

Begin van dit schooljaar publiceerde de Volkskrant een ingezonden brief van een docente (Anneke Wijma). Deze brief is een klaagzang op alles wat er in het onderwijs niet goed is. Ons loon is een aanfluiting, er zijn geen carrièremogelijkheden, er zijn geen middelen, innovaties worden alleen maar van bovenaf doorgevoerd, de staf werkt aan een papieren kwaliteit, en nu moeten we ook nog ons masterdiploma halen (God mag weten waar dat goed voor is).  Onderwijsgoeroes, managers en dure strategische adviseurs blaten inhoudsloos en wij, idealistische docenten mogen ons mond houden en slikken. En als we onze mond opendoen, worden we weggezet als niet-loyale mopperkonten.

Hoewel je dit soort verhalen bij het ene type onderwijs vaker hoort dan bij het andere, is het helaas overal nog steeds waar te nemen. Het effect van dit passieve, gemakkelijke, destructieve slachtoffergedrag is niet te onderschatten.

Terwijl het onderwijs aan het professionaliseren is (blik naar buiten, lerende organisatie, upgraden opleidingsniveau van medewerkers, leren van en met elkaar, toename van inhoudelijke en didactische verantwoordelijkheid bij docenten, centraal stellen van kwaliteit, niveau en rendement, zelfsturende teams)  en docenten bij voortduring worden opgeroepen hun professionele ruimte te pakken en op te rekken, blijft een deel van de docenten door deze  houding vol op de rem trappen. En erger nog: ze houden daarmee ook hun welwillende collega’s tegen.

De tijd is nu toch echt rijp om deze ambtelijke cultuur eens met wortel en tak uit te roeien. Als alle welwillende collega-docenten, managers en directeuren vanaf nu eens dit soort signalen snoeihard pareren en collega’s aanspreken op hun verantwoordelijkheid als professional in een moderne kennisorganisatie, moet er toch een snelle cultuuromslag mogelijk zijn?

Ter inspiratie enkel passages uit Willem Mastenbroek’s boek Verandermanagement (1997!!!).

Signaal:Als het beter moet, dan moeten ze me eerst maar eens precies vertellen wat ik niet goed doe”.

Reactie: Hoe vaak praat je eigenlijk met je (interne) klanten over je kwaliteit? Wat bedoel je met “precies”? Heb je aan een half woord dan niet genoeg? Waarom zeg je: Als het beter moet? Het kan toch altijd beter? Past deze apatische opstelling wel bij ons bedrijf?

Signaal: Als ze in dit bedrijf kwaliteit willen, dan moeten ze eerst afdeling X maar eens aanpakken.

Reactie: Wordt jouw eigen kwaliteit wezenlijk beïnvloed door de prestaties van afdeling X? Als dat niet zo is, wat is dit dan voor gezeur? Als het wel zo is, hoe pak je dan nu afdeling X aan om je eigen prestaties te verbeteren? Waarom laat je dit aan “ze” over? Daar wordt je toch niet voor betaald?

Signaal: Ik kan zo bij ons op de afdeling tien dingen noemen die beter kunnen. Maar ja, je hebt je baas en collega’s niet voor het uitkiezen.

Reactie: Wat onderneem je allemaal om je baas en collega’s mee te krijgen? Bent je zelf niet verantwoordelijk voor de kwaliteit van je werkrelaties? Wat doe je precies om verbeteringen te realiseren? Heeft dat geen zin? Als je kennelijk geen zin meer hebt, waarom zit je hier dan nog?

Signaal: Verbeteringen van onze resultaten, mooi hoor. Maar zolang ze ons niet de middelen en de bevoegdheden geven, kunnen we niets doen.

Reactie: De middelen en bevoegdheden? Wat zijn dat voor holle kreten? Wat heb je precies nodig en wat kan je niet bereiken met de middelen die je al hebt? Trouwens, wat wordt er met “mooi hoor” bedoeld? Is er wel geloof bij jou in verbetering? Kennelijk niet. Wat is dit voor uitstraling?

 

dr Paul van Deursen

24 maart, 2017

door Onderwijs.pro