Reflectie op ruim 300 cursusdagen onderwijskwaliteit HBO (deel 1, beroepsprofilering)

09/02/2017

Inleiding

Sinds 2015 verzorgen Ouke Pijl en ik de Basisleergang Onderwijskwaliteit HBO. Inmiddels hebben we deze leergang zeven keer gedraaid en hebben ruim 100 deelnemers vanuit vrijwel alle hogescholen, de inspectie van het onderwijs en het particuliere onderwijs hieraan deelgenomen. Deze cursisten beslaan samen alle rollen die in het onderwijs te vinden zijn: opleidingsmanagers, kwaliteitsadviseurs, leden van curriculumcommissies, leden van examencommissies, docenten, innovatoren. Deze variëteit maakte dat de leeromgeving rijk en de kennisuitwisseling intens en leerzaam was. Onderwijskwaliteit komt nl tot stand in het samenspel van juist deze partijen, die elk een eigen toegevoegde waarde hebben.

Ruim driehonderd deelnemersdagen later kunnen we dan ook goed de balans opmaken rond de vraag: Hoe is het gesteld met de onderwijskwaliteit in het HBO? En waar liggen de uitdagingen en kansen voor het verbeteren van deze kwaliteit?

De komende weken zal ik hierover bloggen. Vandaag deel 1.

Het belang van een scherpe beroepsvisie en beroepsprofilering is evident maar bestaat nog (lang) niet overal.

 

Het is de bedoeling van het NVAO kader dat opleidingen binnen het landelijke opleidingsprofiel zich t.o.v elkaar profileren door beroepskeuzes te maken. Voor zowel studenten als het beroepenveld valt er hierdoor echt iets te kiezen. Bovendien zorgt een goede visie er voor dat de organisatie gerichter kan worden ingericht. De docenten en de kenniskringleden kunnen er bij gezocht worden, het deskundigheidsbevorderingsplan kan er op afgestemd worden, de curriculuminhoud kan er scherper op worden afgestemd, de thema’s van de lectoraten kunnen er op worden gebaseerd enz.

Een goede profilering zou in principe de volgende onderdelen moeten bevatten:

  • visie op het beroep
  • visie op reflective practioner
  • visie op onderzoekend vermogen
  • visie op bachelor of masterniveau
  • visie op internationalisering

Sommige opleidingen voegen hier nog een visie op taal aan toe.

In de praktijk blijkt dat nog lang niet iedere opleiding duidelijke beroepskeuzes maakt. Met name in de economische sector valt dat nog tegen terwijl juist de pedagogische opleidingen hier wel sterk in zijn.

Over het algemeen begint de visie op onderzoekend vermogen wel breed vorm te krijgen en wordt zij ook steeds beter ten dienste gesteld van de te maken beroepsproducten. Nog onvoldoende helder is hoe vanuit de visie op het beroep en de visie op onderzoekend vermogen de rol van reflective practioner gedefinieerd wordt. Ook over de term “reflective practioner” bestaat her en der nog verwarring. Betreft het hier alleen kritisch reflectief vermogen? Of betekent het ook kunnen nadenken over je eigen en andermans professionele standaarden? Metacognitieve vaardigheden? Multidisciplinaire samenwerkingsvaardigheden?

Wat vooral opvalt in de leergang is de onduidelijkheid over de vraag wie eigenaar van de visie/beroepsprofilering is. Deze ligt formeel bij het management, maar in de praktijk blijkt dat dit eigenaarschap vaak nog niet voldoende helder is en dat m.n. stafmedewerkers of docenten naar voren geschoven worden om de debatten hierover met lectoraten en beroepenveld in goede banen te leiden.

Deze debatten met het werkveld, lectoraten en docenten zelf kenmerken zich nog te veel door divergeren. Het convergeren en beslissingen nemen en vaststellen van de visie schiet er nog te vaak bij in. Ook het breed en enthousiast uitdragen van een eenmaal vastgestelde visie naar de docenten en studenten is nog lang geen dagelijkse praktijk. Hierdoor blijft het te vaak nog een papieren exercitie.

De Dublin Descriptoren die samen het niveau bepalen kunnen nog veel beter dan nu het geval is geoperationaliseerd worden. Zij blijven nu nog vaak te veel hangen in abstracties. Er is winst te behalen door ze toe te passen op het beroep, bijvoorbeeld: wat betekent communiceren voor dit beroep? Naar wie moet de beroepsprofessional straks kunnen communiceren (peers? klanten? je baas?)? Wat betekent dit communiceren voor spelling, stijl, semantiek en de hogere cognitieve functies van taal? Gaat het hier vooral over mondeling communiceren? Schriftelijk communiceren? Enz. Zo kan je alle Dublin Descriptoren veel concreter dan nu vaak het geval is, uitwerken voor het beroep.

 

Volgend blog:

Sociaal constructivisme is nog steeds de basis en lijkt in een aangepaste vorm geschikt voor flexibele deeltijd.

24 maart, 2017

door Onderwijs.pro