10 vragen die elke examencommissie zichzelf zou moeten stellen

17/04/2012

Bij de bewaking van het HBO niveau is een centrale rol weggelegd voor de examencommissies.  Het is essentieel dat deze commissies stevig worden ingebed in de P&C-cyclus van de opleiding, zodat altijd en voor iedereen duidelijk is waar haar verantwoordelijkheid begint en eindigt, aan wie zij op welke wijze verantwoording aflegt, wie zij op welke wijze aanstuurt en mandateert en hoe haar verantwoordelijkheid zich verhoudt tot dat van het management, de docenten, de toetscommissie, de curriculumcommissie en de afstudeercommissie. Daarnaast is het een noodzakelijke voorwaarde dat zij zich op en top professioneel opstelt. Zeker ook omdat de leden van de examencommissie hun collega-docenten aansturen op het gebied van toetsing, examinering en afstudeerniveau, terwijl zij zich t.o.v. hen niet in een hiërarchische relatie bevinden en omdat zij t.o.v. hun leidinggevenden (opleidingsmanagement, instituutsmanagement, faculteitsmanagement) een autonome positie innemen.

Bij het equiperen van de examencommissie voor deze belangrijke verantwoordelijkheid, kunnen de volgende vragen behulpzaam zijn.

  1. Weten wij als examencommissie wat wij precies verstaan onder HBO niveau? Wat wij verstaan onder praktijkgericht onderzoek? Hoe wij de dublin-descriptoren eenduidig interpreteren en operationaliseren? Hoe wij zeker weten dat onze afstudeerders alle benodigde competenties op het benodigde niveau beheersen? En zijn onze criteria en normen voldoende op elkaar afgestemd? Is iedereen binnen de opleiding op de hoogte van deze criteria en normen en past iedereen het op een vergelijkbare manier toe?
  2. Zijn de delegeerafspraken tussen onze examencommissie en onze toetscommissie sluitend? Het gaat dan om vragen als:
  3. – wie van ons bewaakt  welke didactische en/ of inhoudelijke leerlijn?
  4. – wie van ons bewaakt het niveau en de toetsing van de stage, het afstuderen, het buitenschools curriculum van deeltijd en duaal, de internationale studieonderdelen, de studielast?
  5. – wie van ons geeft de goedkeuring voor afwijkende vervangende individuele of collectieve) programma’s?
  6. – hoe en wanneer rapporteert de toetscommissie hierover aan ons als examencommissie?
  7. Zijn alle taken, bevoegdheden,  verantwoordelijkheden en werkprocedures van onze commissie en onze commissieleden (bij iedereen) bekend? Liggen ze ook formeel vast? en handelt iedereen er naar?
  8. Dit geldt ook voor subcommissies, zoals de toetscommissie die onder een examencommissie kan ressorteren.
  9. Zijn alle benodigde rollen in onze commissie voldoende vertegenwoordigd en complementeren onze leden elkaar hierin? (bv Expertise van alle inhoudelijke leerlijnen? Onderwijskundige kennis? Kennis van praktijkgericht onderzoek? Toetstechnische kennis? Ambtelijk secretariële capaciteit? Voorzitterscompetenties? Andere Belbinrollen?). En is ieder van ons voldoende op de hoogte van relevante ontwikkelingen (bv op het gebied van toetstheorie, toetsbeleid, accreditatie, OER en WHW)?
  10. Weten alle docenten van onze opleiding wat de rol, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van onze examencommissie is  en wanneer wij ons kunnen bemoeien met hun werk als toets- of examenontwikkelaar? Weten de docenten dat zij op deze gebieden ook door de examencommissie worden beoordeeld? En dat de examencommissie op dit gebied kan helpen bij kennisontwikkeling en kennisdeling?
  11. Worden al onze adviezen, besluiten en reacties genotuleerd en formeel vastgesteld? En ook teruggekoppeld aan alle partijen die van deze adviezen en besluiten op de hoogte behoren te zijn?
  12. Checken wij als commissie wat er gedaan wordt met onze adviezen? En of onze besluiten worden uitgevoerd en nageleefd zoals wij dat bedoeld hadden? En als dat niet of onvoldoende gebeurt, trekken wij dan adequaat genoeg aan de bel?
  13. Overleggen wij als examencommissie (of onze voorzitter) regelmatig met het management over onze werkzaamheden en onze beoogde resultaten? Komt hier ook regelmatig onze onafhankelijke positie in relatie tot de opleidingsdoelen aan de orde? En als deze doelen met elkaar op gespannen voet staan, werken wij in dat geval als comakers aan oplossingen?
  14. Hebben wij als examencommissie onze voorgenomen werkzaamheden en resultaten verwoord in een jaarplan? En past dit jaarplan in de missie van de opleiding? En weet iedereen in grote lijnen wat er in ons jaarplan staat? En verantwoorden wij ons  over onze werkzaamheden en resultaten in een jaarverslag? Lichten wij dit ook toe in werkoverleggen?
  15. Hebben onze leden voldoende tijd binnen hun taakomvang om hun taak uit te voeren?

Door het beantwoorden van deze vragen, komt de commissie uiteindelijk steeds beter in haar rol en stemt zij deze rol steeeds beter af op die van het management, andere commissies en docenten. Dat zal niet zonder slag of stoot gaan, maar als er goede professionele basisafspraken met elkaar gemaakt worden en iedereen op een constructieve wijze met elkaar in gesprek blijft, kunnen (probleem)signalen steeds snel op de juiste plek belanden en van daaruit worden opgelost. Naarmate dit vaker gebeurt, raakt de examencommissie beter op het management en op de andere onderwijscommissies ingespeeld, ontstaat er een soort juris prudentie binnen de opleiding over afstudeer- en toetscriteria/normen en spreekt de opleiding een steeds gemeenschappelijkere (toets/niveau-)taal.

Meer weten over het equiperen van examen- en toetscommissies? Klik hier.

24 maart, 2017

door Onderwijs.pro